Aṅguttara Nikāya

103. Bevrediging, lijden en ontsnapping 1

Vóór mijn verlichting, monniken, toen ik nog een Bodhisatta was, ontsprong deze gedachte in mij: ‘Wat is bevrediging in de wereld; wat is lijden in de wereld; en wat is de ontsnapping aan de wereld?’ En toen dacht ik: ‘Hetgeen geluk en vreugde in de wereld veroorzaakt, dat is het genot in de wereld; (het feit) dat de wereld vergankelijk is, beladen met pijn en aan verandering onderhevig, dat is het lijden in de wereld; het verwijderen, het laten varen van begeerte en hartstocht voor de wereld, dat is de ontsnapping aan de wereld.’

Zolang, monniken, ik deze niet volledig begreep voor wat zij werkelijk waren, (namelijk): de bevrediging in de wereld als de bevrediging, haar lijden als haar lijden, en het ontsnappen aan de wereld als het ontsnappen, tot aan dat moment wist ik niet met zekerheid of ik de volledige, onvergelijkbare, perfecte verlichting gerealiseerd had, in de wereld met haar deva's, Mara's en Brahma's, inclusief de vele kluizenaren en brahmanen, deva's en mensen.

Maar toen ik (dit alles) volledig begrepen had, wist ik met zekerheid dat ik de volledige, onvergelijkbare, perfecte verlichting gerealiseerd had, in de wereld met haar deva's, Mara's en Brahma's, inclusief de vele kluizenaren en brahmanen, deva's en mensen. En toen ontstond de kennis en wijsheid in mij: ‘Onbeweeglijk is de bevrijding van mijn geest; dit was de laatste geboorte; er is geen wedergeboorte meer.’