Majjhima Nikāya
136. De grote uiteenzetting over kamma
Aldus heb ik gehoord. Eens leefde de Gezegende in Rajagaha, in het Bamboebos (Veluvana), de Voederplaats van de Eekhoorns. In die tijd leefde de Eerwaarde Samiddhi in een boshut.
De zwerver Potaliputta gaat naar de Eerwaarde Samiddhi
Toen kwam de zwerver Potaliputta, die bij wijze van training wandelde en rondzwierf, naar de Eerwaarde Samiddhi en wisselde begroetingen met hem uit. Toen het hoffelijke en lofwaardige gesprek was beëindigd, ging hij aan zijn zijde zitten. Toen hij dat had gedaan sprak hij tot de Eerwaarde Samiddhi:
“Vriend Samiddhi, ik heb dit gehoord en geleerd uit de mond van de monnik Gotama: ‘Lichamelijke kamma's zijn vergeefs, verbale kamma's zijn vergeefs, alleen mentale kamma's zijn echt. Maar die toestand is pas te bereiken wanneer men een staat heeft bereikt waarin helemaal niets (van de gevolgen van kamma's) wordt gevoeld.’”
“Oh nee, vriend Potaliputta, zeg dat niet! Stel de Gezegende niet in een verkeerd daglicht! Het is niet goed de Gezegende in een verkeerd daglicht te stellen. De Gezegende zou niet aldus spreken: ‘Lichamelijke kamma's zijn vergeefs, verbale kamma's zijn vergeefs, alleen mentale kamma's zijn echt. Maar die toestand is pas te bereiken wanneer men een staat heeft bereikt waarin helemaal niets (van de gevolgen van kamma's) wordt gevoeld.’”
“Hoe lang is het geleden dat jij van huis bent weggegaan, vriend Samiddhi?”
“Niet lang, vriend, drie jaar.”
“Ziedaar, wat zullen we tegen de oudere bhikkhu's zeggen, als de jonge bhikkhu meent dat de Meester zo verdedigd moet worden? Na opzettelijk kamma te hebben gemaakt, vriend Samiddhi, via het lichaam, de spraak of de geest, wat voelt men dan (van het gevolg daarvan)?”
“Na opzettelijk kamma te hebben gemaakt, vriend Potaliputta, via het lichaam, de spraak of de geest, voelt men lijden (als het gevolg daarvan).”
Toen stond de zwerver Potaliputta, terwijl hij het noch eens noch oneens was met de woorden van de Eerwaarde Samiddhi, op van zijn plaats en ging weg.
De Eerwaarde Samiddhi gaat naar de Eerwaarde Ananda
Spoedig nadat de zwerver Potaliputta was weggegaan, ging de Eerwaarde Samiddhi naar de Eerwaarde Ananda en wisselde begroetingen met hem uit. Toen het hoffelijke en lofwaardige gesprek was beëindigd, ging hij aan zijn zijde zitten. Toen hij dat had gedaan, vertelde hij de Eerwaarde Ananda zijn hele gesprek met de zwerver Potaliputta.
Toen dit was gezegd, zei de Eerwaarde Ananda hem: “Vriend Samiddhi, dit gesprek moet aan de Gezegende verteld worden. Kom, laat ons naar de Gezegende gaan, en laat ons, na zo te hebben gedaan, hem hierover vertellen. Zoals hij antwoordt, zo zullen wij het onthouden.”
“Goed, vriend”, antwoordde de Eerwaarde Samiddhi.
De vraag over kamma wordt aan de Boeddha voorgelegd
Toen gingen zij gezamenlijk naar de Gezegende, en na hem respect te hebben betuigd, gingen zij aan zijn zijde zitten. Toen zij dat hadden gedaan, vertelde de Eerwaarde Ananda de Gezegende het hele gesprek van de Eerwaarde Samiddhi met de zwerver Potaliputta.
Toen dit was verteld, sprak de Gezegende tot de Eerwaarde Ananda: “Ik ken de zwerver niet eens van gezicht, Ananda. Hoe zou er zo'n gesprek geweest kunnen zijn? De vraag van de zwerver Potaliputta zou beantwoord moeten zijn na hem geanalyseerd te hebben, maar deze verblinde man Samiddhi beantwoordde hem zonder kwalificatie.”
Toen dit was gezegd, sprak de Eerwaarde Udayin tot de Gezegende: “Maar, Eerwaarde Heer, veronderstel dat de Eerwaarde Samiddhi toen hij sprak hiernaar verwees, namelijk: ‘Al wat gevoeld wordt is lijden.’”
Toen richtte de Gezegende zich tot de Eerwaarde Ananda: “Zie, Ananda, hoe deze verblinde man Udayin tussenbeide komt. Ik wist, Ananda, dat deze verblinde man Udayin nu op onredelijke wijze tussenbeide zou komen. Om te beginnen betrof het de drie soorten gevoelens (vedana) waarover door de zwerver Potaliputta een vraag werd gesteld. Als deze verblinde man Samiddhi, toen hem de vraag werd gesteld, de zwerver Potaliputta aldus had geantwoord: ‘Na een opzettelijk kamma gemaakt te hebben via het lichaam, de spraak en de geest dat (door het gevolg daarvan) voelbaar zal zijn als genoegen, voelt hij genoegen; na een opzettelijk kamma gemaakt te hebben via het lichaam, de spraak en de geest dat (door het gevolg daarvan) voelbaar zal zijn als pijn, voelt hij pijn; na een opzettelijk kamma gemaakt te hebben via het lichaam, de spraak en de geest dat (door het gevolg daarvan) voelbaar zal zijn noch als genoegen noch als pijn, voelt hij noch genoegen noch pijn’—door hem aldus te antwoorden, Ananda, zou de verblinde man Samiddhi de zwerver Potaliputta het juiste antwoord gegeven hebben. Bovendien, Ananda, wie zijn de dwaze onnadenkende zwervers van andere sekten dat zij de grote uiteenzetting van kamma van de Tathagata zullen begrijpen? (Maar) als jij, Ananda, zou luisteren naar de Tathagata wanneer hij de grote uiteenzetting van kamma geeft, (zou jij het kunnen begrijpen).”
De vier personen in verschillende omstandigheden
“Dit is het tijdstip, Gezegende, dit is het tijdstip, Verhevene, voor de Gezegende om de grote uiteenzetting van kamma te geven. Als de bhikkhu's het van de Gezegende gehoord hebben, zullen zij het onthouden.”
“Luister dan, Ananda, en let goed op wat ik zal zeggen.”—“Zeker, Eerwaarde Heer”, antwoordde de Eerwaarde Ananda. De Gezegende zei dit:
“Ananda, er bestaan vier soorten personen in de wereld. Welke vier?”
- “Hier doodt iemand levende wezens, neemt wat niet gegeven is, misdraagt zich onder invloed van seksuele verlangens, vertelt leugens, spreekt boosaardig, spreekt wrede taal, roddelt, is hebzuchtig, is van kwade wil, en heeft verkeerd inzicht. Bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, wordt hij wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel.”
- “Maar hier doodt iemand levende wezens, neemt wat niet gegeven is, misdraagt zich onder invloed van seksuele verlangens, vertelt leugens, spreekt boosaardig, spreekt wrede taal, roddelt, is hebzuchtig, is van kwade wil, en heeft verkeerd inzicht. Bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, wordt hij wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld.”
- “Hier onthoudt iemand zich van het doden van levende wezens, van het nemen van wat niet is gegeven, van wangedrag onder invloed van seksuele verlangens, van leugens, van kwaadaardige taal, van wrede taal, van roddel, hij is niet hebzuchtig, is niet van kwade wil, en heeft juist inzicht. Bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, wordt hij wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld.”
- “Maar hier onthoudt iemand zich van het doden van levende wezens, van het nemen van wat niet is gegeven, van wangedrag onder invloed van seksuele verlangens, van leugens, van kwaadaardige taal, van wrede taal, van roddel, hij is niet hebzuchtig, is niet van kwade wil, en heeft juist inzicht. Bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, wordt hij wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel.
Verschillende inzichten vanwege een bepaalde toestand
I. “Hier, Ananda, bereikt een monnik of brahmaan ten gevolge van ijver, inspanning, toewijding, vlijt, en juiste aandacht, zo'n concentratie van de geest dat hij, wanneer zijn geest geconcentreerd is, ziet met het hemelse gezichtsvermogen, dat gezuiverd is en het menselijke gezichtsvermogen overstijgt, dat hier iemand levende wezens doodt, neemt wat niet is gegeven, zich misdraagt onder invloed van seksuele verlangens, leugens vertelt, boosaardig spreekt, wrede taal spreekt, roddelt, hebzuchtig is, van kwade wil is, verkeerd inzicht heeft. Hij ziet dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, is wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel. Hij zegt: ‘Het schijnt dat er slechte kamma's bestaan en dat wangedrag gevolgen heeft; want ik heb gezien dat hier iemand levende wezens doodde (...) verkeerd inzicht had. Ik heb gezien dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, is wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel.’ Hij zegt: ‘Het schijnt dat iemand die levende wezens doodt (...) verkeerd inzicht heeft, altijd, bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, zal worden wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel. Zij die aldus weten, weten het goed; zij die anderszins weten vergissen zich in hun kennis.’”
“Op die manier begrijpt hij hardnekkig verkeerd wat hij zelf te weten is gekomen, heeft gezien en gevoeld; terwijl hij alleen daaraan vasthoudt, zegt hij: ‘Alleen dit is waar, al het andere is verkeerd.’”
II. “Maar hier bereikt een monnik of brahmaan ten gevolge van ijver, inspanning, toewijding, vlijt, en juiste aandacht, zo'n concentratie van de geest dat hij, wanneer zijn geest geconcentreerd is, ziet met het hemelse gezichtsvermogen, dat gezuiverd is en het menselijke gezichtsvermogen overstijgt, dat hier iemand levende wezens doodt (...) verkeerd inzicht heeft. Hij ziet dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, is wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld. Hij zegt: ‘Het schijnt dat er geen slechte kamma's bestaan, dat wangedrag geen gevolgen heeft. Want ik heb gezien dat hier iemand levende wezens doodde (...) verkeerd inzicht had. Ik heb gezien dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, is wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld.’ Hij zegt: ‘Het schijnt dat iemand die levende wezens doodt (...) verkeerd inzicht heeft, altijd, bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, zal worden wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld. Zij die aldus weten, weten het goed; zij die anderszins weten vergissen zich in hun kennis.’”
“Op die manier begrijpt hij hardnekkig verkeerd wat hij zelf te weten is gekomen, heeft gezien en gevoeld; terwijl hij alleen daaraan vasthoudt, zegt hij: ‘Alleen dit is waar, al het andere is verkeerd.’”
III. “Hier bereikt een monnik of brahmaan ten gevolge van ijver, inspanning, toewijding, vlijt, en juiste aandacht, zo'n concentratie van de geest dat hij, wanneer zijn geest geconcentreerd is, ziet met het hemelse gezichtsvermogen, dat gezuiverd is en het menselijke gezichtsvermogen overstijgt, dat hier iemand zich onthoudt van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft. Hij ziet dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, is wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld. Hij zegt: ‘Het schijnt dat er goede kamma's bestaan, dat goed gedrag gevolgen heeft. Want ik heb gezien dat hier iemand zich onthield van het doden van levende wezens (...) juist inzicht had. Ik zag dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, was wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld.’ Hij zegt: ‘Het schijnt dat iemand die zich onthoudt van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft, altijd, bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, zal worden wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld. Zij die aldus weten, weten het goed; zij die anderszins weten vergissen zich in hun kennis.’”
“Op die manier begrijpt hij hardnekkig verkeerd wat hij zelf te weten is gekomen, heeft gezien en gevoeld; terwijl hij alleen daaraan vasthoudt, zegt hij: ‘Alleen dit is waar, al het andere is verkeerd.’”
IV. “Maar hier bereikt een monnik of brahmaan ten gevolge van ijver, inspanning, toewijding, vlijt, en juiste aandacht, zo'n concentratie van de geest dat hij, wanneer zijn geest geconcentreerd is, ziet met het hemelse gezichtsvermogen, dat gezuiverd is en het menselijke gezichtsvermogen overstijgt, dat hier iemand zich onthoudt van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft. Hij ziet dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, is wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel. Hij zegt: ‘Het schijnt dat er geen goede kamma's bestaan, dat goed gedrag geen gevolgen heeft. Want ik heb gezien dat hier iemand zich onthield van het doden van levende wezens (...) juist inzicht had. Ik zag dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, was wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel.’ Hij zegt: ‘Het schijnt dat iemand die zich onthoudt van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft, altijd, bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, zal worden wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel. Zij die aldus weten, weten het goed; zij die anderszins weten vergissen zich in hun kennis.’”
“Op die manier begrijpt hij hardnekkig verkeerd wat hij zelf te weten is gekomen, heeft gezien en gevoeld; terwijl hij alleen daaraan vasthoudt, zegt hij: ‘Alleen dit is waar, al het andere is verkeerd.’”
Verklaring van de inzichten
I. “Welnu, Ananda, wanneer een monnik of brahmaan aldus spreekt: ‘Het schijnt dat er slechte kamma's bestaan, dat wangedrag gevolgen heeft’, geef ik hem daarin gelijk.”
“Wanneer hij aldus spreekt: ‘Want ik heb gezien dat iemand levende wezens doodde (...) verkeerd inzicht had. Ik zag dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, was wedergeboren in staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel’, geef ik hem daarin gelijk.”
“Wanneer hij aldus spreekt: ‘Het schijnt dat iemand die levende wezens doodt (...) verkeerd inzicht heeft, altijd, bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, zal worden wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel’, geef ik hem daarin geen gelijk.”
“Wanneer hij aldus spreekt: ‘Zij die aldus weten, weten het goed; zij die anderszins weten vergissen zich in hun kennis’, geef ik hem daarin geen gelijk.”
“Wanneer hij hardnekkig verkeerd begrijpt wat hij zelf te weten is gekomen, heeft gezien en gevoeld; en wanneer hij, terwijl hij alleen daaraan vasthoudt, zegt: ‘Alleen dit is waar, al het andere is verkeerd’, geef ik hem daarin geen gelijk.”
“Hoe komt dat? De kennis van de Tathagata omtrent de grote uiteenzetting over kamma is anders.”
II. “Wanneer nu een monnik of brahmaan aldus spreekt: ‘Het schijnt dat er geen slechte kamma's bestaan, dat wangedrag geen gevolgen heeft’, geef ik hem daarin geen gelijk.”
“Wanneer hij aldus spreekt: ‘Want ik heb gezien dat iemand levende wezens doodde (...) verkeerd inzicht had. Ik zag dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, was wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld’, geef ik hem daarin gelijk.”
“Wanneer hij aldus spreekt: ‘Het schijnt dat iemand die levende wezens doodt (...) verkeerd inzicht heeft, altijd, bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, zal worden wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld’, geef ik hem daarin geen gelijk.”
“Wanneer hij aldus spreekt: ‘Zij die aldus weten, weten het goed; zij die anderszins weten vergissen zich in hun kennis’, geef ik hem daarin geen gelijk.”
“Wanneer hij hardnekkig verkeerd begrijpt wat hij zelf te weten is gekomen, heeft gezien en gevoeld; en wanneer hij, terwijl hij alleen daaraan vasthoudt, zegt: ‘Alleen dit is waar, al het andere is verkeerd’, geef ik hem daarin geen gelijk.”
“Hoe komt dat? De kennis van de Tathagata omtrent de grote uiteenzetting over kamma is anders.”
III. “Wanneer nu een monnik of brahmaan aldus spreekt: ‘Het schijnt dat goede kamma's bestaan, dat goed gedrag gevolgen heeft’, geef ik hem daarin gelijk.”
“Wanneer hij aldus spreekt: ‘Want ik heb gezien dat iemand zich hier onthield van het doden van levende wezens (...) juist inzicht had. Ik zag dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, was wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld’, geef ik hem daarin gelijk.”
“Wanneer hij zegt: ‘Het schijnt dat iemand die zich onthoudt van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft, altijd, bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, altijd wordt wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld’, geef ik hem daarin geen gelijk.”
“Wanneer hij zegt: ‘Zij die aldus weten, weten het goed; zij die anderszins weten vergissen zich in hun kennis’, geef ik hem daarin geen gelijk.”
“Wanneer hij hardnekkig verkeerd begrijpt wat hij zelf te weten is gekomen, heeft gezien en gevoeld; en wanneer hij, terwijl hij alleen daaraan vasthoudt, zegt: ‘Alleen dit is waar, al het andere is verkeerd’, geef ik hem daarin geen gelijk.”
“Hoe komt dat? De kennis van de Tathágata omtrent de grote uiteenzetting over kamma is anders.”
IV. “Wanneer nu een monnik of brahmaan aldus spreekt: ‘Het schijnt dat er geen goede kamma's bestaan, dat goed gedrag geen gevolgen heeft’, geef ik hem daarin geen gelijk.”
“Wanneer hij aldus spreekt: ‘Want ik heb gezien dat iemand zich hier onthield van het doden van levende wezens (...) juist inzicht had. Ik zag dat hij bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, was wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel’, geef ik hem daarin gelijk.”
“Wanneer hij aldus spreekt: ‘Iemand die zich onthoudt van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft, zal altijd, bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, worden wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel’, geef ik hem daarin geen gelijk.”
“Wanneer hij aldus spreekt: ‘Zij die aldus weten, weten het goed; zij die anderszins weten vergissen zich in hun kennis’, geef ik hem daarin geen gelijk.”
“Wanneer hij hardnekkig verkeerd begrijpt wat hij zelf te weten is gekomen, heeft gezien en gevoeld; en wanneer hij, terwijl hij alleen daaraan vasthoudt, zegt: ‘Alleen dit is waar, al het andere is verkeerd’, geef ik hem daarin geen gelijk.”
“Hoe komt dat? De kennis van de Tathagata omtrent de grote uiteenzetting over kamma is anders.”
De grote uiteenzetting over kamma
I. “Welnu, Ananda, er is de persoon die hier levende wezens heeft gedood (...) verkeerd inzicht heeft gehad. En bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, wordt hij wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel. Maar (wellicht) was het slechte kamma dat zijn lijden voortbrengt, eerder door hem gemaakt, of was het slechte kamma dat zijn lijden voortbrengt later door hem gemaakt, of was verkeerd inzicht door hem opgevat en voltooid op het moment van zijn dood. En dat was waarom hij, na de ontbinding van het lichaam, na de dood, werd wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel. Maar aangezien hij hier levende wezens heeft gedood (...) verkeerd inzicht heeft gehad, zal hij het gevolg daarvan hier en nu voelen, of in zijn volgende wedergeboorte, of in een daarop volgend bestaan.”
II. “Nu is er de persoon die hier levende wezens heeft gedood (...) verkeerd inzicht heeft gehad. En bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, wordt hij wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld. Maar (wellicht) was het goede kamma dat zijn geluk voortbrengt, eerder door hem gemaakt, of was het goede kamma dat zijn geluk voortbrengt later door hem gemaakt, of was juist inzicht door hem opgevat en voltooid op het moment van zijn dood. En dat was waarom hij, na de ontbinding van het lichaam, na de dood, werd wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld. Maar aangezien hij hier levende wezens heeft gedood (...) verkeerd inzicht heeft gehad, zal hij het gevolg daarvan hier en nu voelen, of in zijn volgende wedergeboorte, of in een daarop volgend bestaan.”
III. “Nu is er de persoon die hier heeft afgezien van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft gehad. En bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, wordt hij wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld. Maar (wellicht) was het goede kamma dat zijn geluk voortbrengt eerder door hem gemaakt, of was het goede kamma dat zijn geluk voortbrengt later door hem gemaakt, of was juist inzicht door hem opgevat en voltooid op het moment van zijn dood. En dat was waarom hij, na de ontbinding van het lichaam, na de dood, werd wedergeboren op een gelukkige bestemming, in de hemelse wereld. Maar omdat hij hier heeft afgezien van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft gehad, zal hij het gevolg daarvan hier en nu voelen, of in zijn volgende wedergeboorte, of in een daarop volgend bestaan.”
IV. “Nu is er de persoon die hier heeft afgezien van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft gehad. En bij de ontbinding van het lichaam, na de dood, wordt hij wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel. Maar (wellicht) was het slechte kamma dat zijn lijden voortbrengt, eerder door hem gemaakt, of was het slechte kamma dat zijn lijden voortbrengt later door hem gemaakt, of was verkeerd inzicht door hem opgevat en voltooid op het moment van zijn dood. En dat was waarom hij, na de ontbinding van het lichaam, na de dood, werd wedergeboren in de staten van ontbering, op een ongelukkige bestemming, in verdoemenis, in de hel. Maar aangezien hij hier heeft afgezien van het doden van levende wezens (...) juist inzicht heeft gehad, zal hij het gevolg daarvan hier en nu voelen, of in zijn volgende wedergeboorte, of in een daarop volgend bestaan.”
- is er kamma dat niet in staat is (om een goed gevolg voort te brengen) en niet in staat lijkt (om een goed gevolg voort te brengen);
- er is kamma dat niet in staat is (om een goed gevolg voort te brengen) en in staat lijkt (om een goed gevolg voort te brengen);
- er is kamma dat in staat is (om een goed gevolg voort te brengen) en in staat lijkt (om een goed gevolg voort te brengen);
- er is kamma dat in staat is (om een goed gevolg voort te brengen) en niet in staat lijkt (om een goed gevolg voort te brengen) .”
Dit is wat de Gezegende zei. De Eerwaarde Ananda was tevreden gesteld en hij verheugde zich in de woorden van de Gezegende.